Show, don’t tell verklaard

Show, don’t tell is een van de bekendste schrijfadviezen in het vakgebied. Toch bestaat er veel verwarring rond deze regel. Lees hier wanneer je iets laat zien en wanneer je het vertelt.

Een verhaal vertellen

Bij het beschrijven van een personage is de neiging om het zo direct mogelijk te zeggen altijd groot. Neem bijvoorbeeld de zin ‘Jan borrelde van woede’. De schrijver vertelt de lezer dat dit zo is, iets dat de lezer maar voor lief moet nemen. Maar een verhaal wil je ervaren alsof het voor je ogen gebeurt. Als de lezer kan zien waarom Jan boos is, zend je feitelijk dezelfde boodschap maar gaat de scène ook leven.

Zet dezelfde zin om in ‘Jan knarste met zijn tanden en brieste als een stier’ en de woede van Jan wordt direct meer reëel. In plaats van de lezer een feit voor te schotelen, geef je hem een beeld dat prikkelt. In veel situaties kun je ook meer uitweiden over een gegeven als je het laat zien. Neem bijvoorbeeld de zin ‘Clara kon niet met kinderen overweg’ en werk deze uit door het te laten zien. Je zult merken dat hier een alinea of meer aan besteed kan worden.

Laten zien heeft enkele kenmerken: het brengt een situatie tot leven door middel van details, maar het kost je meer woorden dan wanneer je het vertelt. Het voordeel daarvan is dat de schrijver meer kans heeft de emotie van het personage te illustreren. Door sommige situaties te schetsen kun je zelfs met kleine details een belangrijke verandering of gewaarwording duidelijk maken.

Sfeer en dialoog

Als je vermoedt dat een fragment te veel vertelt, zijn er enkele manieren om het om te zetten naar laten zien. De eerste is het toevoegen van dialoog. Zelfs met een enkele uitspraak kun je duidelijk weergeven hoe iemand zich voelt. Een tweede manier is door beschrijvingen te geven. Is de woonruimte van het hoofdpersonage een zooitje? Door dit te beschrijven weet de lezer gelijk dat de persoon slordig en lui is. Of misschien is zijn huis net overvallen. Dat is de kracht van laten zien: het zet de lezer aan het denken.

Ook sfeer kun je overbrengen door deze te laten zien. Als je een verhaal schrijft dat zich in de Tweede Wereldoorlog afspeelt, kun je dit het beste illustreren met beschrijvingen van troepen die door de straten marcheren, mensen die zich angstig gedragen en een doordringende stank van brand en dood. De truc van show, don’t tell is de lezer zelf de bijbehorende emotie of betekenis van een getoonde situatie te laten invullen, zonder dat je die betekenis bij naam noemt.

Wanneer te vertellen, wanneer te laten zien

Toch is vertellen niet altijd verkeerd. Sommige details lenen zich niet voor een uitgebreide beschrijving. Zo hoeft de lezer niet te weten dat ‘Erik bij elke stap met zijn rechtervoet lichtelijk voorover boog, waardoor het leek alsof hij elk moment kon struikelen’ als Erik maar een bijpersonage is. De beschrijving ‘Erik liep mank’ is in dat geval voldoende om de lezer een beeld te geven.

Vooral als je een korte situatieschets wil geven zonder vaart te minderen is vertellen een betere methode. Wees je er altijd van bewust dat details die niet belangrijk zijn voor het verhaal weinig tot geen aandacht verdienen in je verhaal. Wil je er iets mee zeggen: laat het zien. Zo niet: vertel het.

Door: Reinoud Schaatsbergen

Bron

www.aliventures.com/why-show-dont-tell/

Techniek